Bruno van Dijck (°1953) studeerde schilderkunst aan de Koninklijke Academie en vervolgens aan het Nationaal Hoger Instituut voor Schone Kunsten te Antwerpen. Momenteel is hij docent schilderkunst aan dezelfde academie. In 2011 promoveerde hij met het tentoonstellingsproject 'Genius Loci – Topografische resonanties en picturale praktijk' tot doctor in de kunsten aan de Universiteit Antwerpen.
In 1979 werd hij laureaat van de Grote Prijs van Rome voor schilderkunst. Verder werd hij o.a. bekroond met de bronzen medaille in de Europaprijs voor schilderkunst Oostende ('80), de Jacob Smitsprijs voor schilderkunst ('81), prijs jonge Belgische grafiek ('85), Marnixprijs Felix De Boeck voor schilderkunst ('88) en de prijs Ernest Albert voor schilderkunst (2000).
Diverse werken aangekocht door de Belgische staat. Werk van Bruno van Dijck is opgenomen in de collecties van het Rijksmuseum Amsterdam, Kunst in Huis - Kunst op de Campus, Universiteit Antwerpen - ABP Heerlen - Exxon Chemicals International - VEV Antwerpen - Mercatorverzekeringen - Sofficom - Template en bevindt zich in talrijke privé-collecties in binnen- en buitenland.
Bruno Van Dijck brengt in deze tentoonstelling een overzicht van zijn recent landschappelijk werk uit de periode 2006-2015.
In de kerk zelf toont hij uitsluitend kleine olieverfschilderijen op paneel. De schilderijen zijn gegroepeerd in 12 reeksen. De reeksen zelf gaan telkens dieper in op één specifieke locatie, hoofdzakelijk aan de Britse kust en omvatten elk 12 tot 48 schilderijen. De landschappen zijn van op afstand duidelijk leesbaar. Van dichterbij ogen ze eerder abstract, met een opvallend rijk en gevarieerd verfgebruik, vaak in combinatie met een energieke en beweeglijke lijn.
Bruno Van Dijck verricht 'veldwerk'. De meeste schilderijen zijn buiten geschilderd. Hij selecteert uit het landschap telkens een bepaald motief waarop in een aantal opeenvolgende schilderijen wordt gevarieerd. Naast een boeiende, soms bijna filmische, opeenvolging van beelden kan je door deze variatievorm als het ware meekijken over schouder van de kunstenaar aan het werk: terwijl het motief min of meer ongewijzigd blijft, zie je kleine verschuivingen, in compositie, verfgebruik, kleur, belichting… Je wordt getuige van de talloze beslissingen die genomen worden tijdens het maken van de een schilderij. Voorbij aan herkenbaarheid of de atmosfeer, leer je kijken 'hoe' het landschap in beeld wordt gebracht. Je krijgt en zicht op het proces van het schilderen.
Daarnaast resulteert de herhaling van hetzelfde motief in een verzameling van diverse landschapsinterpretaties, gaande van plein-airistische vergezichten tot semi-abstracte composities. De verschillende mogelijkheden die het medium en het motief bieden, worden in deze variatievorm als het ware afgetast.
Uit elke reeks worden enkele 'uittreksels' getoond. De overige schilderijen rusten in een 'schrijn', een sobere, gepatineerde kist op een sokkel. De binnenzijde van de schrijnen is bekleed met stof om beschadiging van de schilderijen te voorkomen.
Het ritme van de verticale sokkels, gecombineerd met de horizontale stippenlijnen van de olieverfpanelen, resulteert in een strakke en sobere opstelling. De context van het kerkgebouw versterkt het rituele karakter van deze installatie. De titel 'Getijden' onderstreept de ecologische en spirituele dimensie. Getijden verwijst enerzijds naar het dagelijks terugkerend patroon van gebeden en gezangen in het leven van de kloosterling (ook in niet-Christelijke spirituele tradities en rituelen is herhaling trouwens een beproefde methode). Anderzijds refereert 'getijden' naar de beweging en het ritme van de zee en het zich steeds weer herhalende bewegingspatroon van het water, waardoor ook
het motief van de schilderijen onderhevig is aan een cyclische variatie.
In deze tentoonstelling sluimert een onderliggend gevoel van melancholie en verlies. Door de focus op kustlijnen, een landschap dat onder invloed van de klimaatswijziging wellicht drastisch zal veranderen, wordt elke schrijn een reliekschrijn waarin de herinnering aan een dierbare plek wordt gearchiveerd, bewaard en gekoesterd.
De installatie in een kerkgebouw accentueert dit gevoel en geeft de tentoonstelling het karakter van een afscheidsritueel.
In de weekkapel neemt Bruno u mee naar Cran d'Escalles bij Cap Gris Nez in Noord-Frankrijk en plaatst hij u op zijn stoel in het landschap dat hem zeer dierbaar is.
Bruno, u exposeert nu in een kerk. Heeft uw werk een zekere spirituele dimensie?
De gedachte dat mijn werk een spirituele dimensie kan hebben, geeft me een geruststellend en troostend gevoel, alsof het daardoor enige extra zin of betekenis krijgt.
Mijn moeizame en vaak frustrerende spirituele zoektocht kwam gaandeweg tot rust naarmate ik de artistieke praktijk zelf leerde zien als een eigen vorm van ‘beoefenen van aandacht’.
De overeenkomsten die ik ervaar tussen het proces van de meditatie- beoefening en het proces van het schilderen zijn twijfelachtig maar ze hielden me overeind tijdens de vele moeizame momenten die deel uitmaken van een creatief (en meditatief) proces.
Ik denk daarbij aan:
- een uitgesproken schroom ten opzichte van al te expliciete of direct leesbare beelden,
- een streven naar vereenvoudiging en synthese,
- een dominante leegte en verstilling (mensen die hiervoor niet echt gevoelig zijn ervaren mijn werk soms als monotoon),
- het toeval, het begenadigd ogenblik, de verrassing, het niet te controleren of te programmeren moment waarop er ‘iets’ gebeurt, schijnbaar buiten jezelf om, waarop je eigenlijk alleen maar al werkend (in aandacht dus) kan wachten,
- de volgehouden concentratie op een bepaald motief,
- het steeds weer hernemen of herhalen van datzelfde motief.
Hoe moeten we dat concreet zien?
Dagen na elkaar sta ik in aan de Schotse westkust te schilderen en probeer ik me te concentreren op hetzelfde rotsblok dat weerspiegeld wordt in het rimpelende water. Soms overvalt me de twijfel en vraag ik me af of dit soort werk nog wel zin heeft.
Maar de gedachte dat ergens in Japan een zen-monnik in stille aandacht zichzelf probeert te verliezen, terwijl hij zich concentreert op enkele grote stenen in een zandperk wordt dan een troostende reflectie.
De focus op een stuk kloostertuin of op een kale muur is voor de monnik slechts een middel om niet te denken, niets te verwachten, het bewustzijn leeg en vrij te maken. Het inzoomen op een ‘fragment’ van het landschap krijgt door deze associatie een extra dimensie.
Ik probeer mijn ‘aandacht’ voor enkele rotsblokken te zien als een vorm van meditatiepraktijk, vergelijkbaar met de concentratie op ademhaling, op een woord of een object, als een werktuig om in het bewustzijn ruimte te maken. Misschien is het wel zelfbedrog of zinsbegoocheling.
Het doet er eigenlijk niet toe. Uiteindelijk spreekt het schilderij.
Vanwaar komt uw uitgesproken fascinatie voor het landschap en de landschapsschilderkunst?
Ik ben opgegroeid op de Antwerpse Linkeroever. Mijn ouders waren van het stadscentrum daarheen verhuisd omwille van de ‘gezonde lucht’.
In werkelijkheid werd deze linkeroever van in de jaren zestig geregeld ondergedompeld in de stank van de petrochemische industrie die met de overheersende westenwind werd aangevoerd. ’s Avonds en ’s nachts werd het nooit echt donker. De lucht kleurde rood door de gloed van de talrijke gigantische toortsen boven de vlampijpen van de raffinaderijen.
Een meer artificiële leefomgeving is trouwens moeilijk denkbaar. De grond bestond uit opgespoten Scheldezand, waarop aanvankelijk enkel wat duingras kon gedijen. Maar in vergelijking met de stad was er wel ruimte, confronterend ook wel, want alle lelijkheid sprong onverholen in het oog.
Iets concreter komt dit gevoel aan de oppervlakte in mijn bijna hartstochtelijke liefde voor bomen en hout en mijn fascinatie voor eerder desolate plekken, schijnbaar niet verstoord door menselijke aanwezigheid, of sterker
nog: waar de natuur de sporen van menselijke aanwezigheid opnieuw heeft toegedekt.
Vele tochten in Groot-Brittannië hebben dit gevoel slechts versterkt.
Landschap, natuur en open ruimte zijn voor mij meer dan ooit een bedreigd goed en zogenaamde ‘economische vooruitgang’ ervaar ik eerder als een daad van agressie dan als een weldaad.
Vanwaar de voorkeur voor de donkere massieve landschappen?
Mijn schilderijen zijn waarschijnlijk ook een soort archetypische beelden van mijn psychische gesteldheid. Vermoedelijk word ik onbewust aangetrokken door landschappen waarin iets van mijn diepe emotionaliteit besloten ligt.
De laatste jaren is mijn voorkeur voor het donkere landschap, waar lucht en aarde als twee massieve silhouetten tegenover elkaar staan, met slechts een streepje licht, toch wel opvallend.
Ook warrig geboomte (maretakken, verwaarloosde boomgaarden) spreekt mij bijzonder aan. Maar wat was er eerst: facetten van het landschap die mijn schriftuur beïnvloeden of ga ik in het landschap op zoek naar bepaalde patronen die op het atelier zijn ‘gegroeid’?
Wat trekt u aan in de desolaatheid of eenzaamheid ?
Tijdens mijn zoektocht naar ongerepte landschappen op de Britse eilanden is het mij opgevallen dat talloze plaatsen aan de Engelse en Schotse kust hun naam ontlenen aan, of verbonden zijn met heilige mannen of vrouwen die zich hier in de vroegchristelijke periode hebben teruggetrokken.
Op deze ruwe en onherbergzame plekken leidden zij een leven van eenzaamheid en gebed.
Reeds als kind was ik gefascineerd door het leven van kluizenaars en misschien vindt mijn hunker naar dit soort verlatenheid daar zijn wortels. De naam die ik van mijn ouders meekreeg, ligt mede aan de basis van deze fascinatie. Bruno van Keulen, stichter van de strenge kloosterorde der kartuizers, was als kleine jongen een van mijn grote voorbeelden. De kartuizermonniken verblijven elk in een afzonderlijk huisje met telkens een kleine ommuurde tuin. Ze leiden een leven van strikte afzondering en komen enkel samen voor het officie in de kerk en voor een gezamenlijke wandeling op zondag.
Ik verzamelde prenten van de Grande Chartreuse, het oudste klooster van de kartuizers. Ik speelde monnik, sloot me op in mijn kamer en wilde niet spreken.
Toen ik volwassen werd, bleek deze spirituele honger niet gestild en eind jaren zeventig kwam ik via een vriend in contact met zen. De beoefening van zen is voor mij een eerder frustrerende ervaring geweest. In de loop der jaren heb ik herhaaldelijk gepoogd om tot één of andere vorm van regelmatige meditatie te komen. Het bleef meestal bij pogingen maar een zekere hang naar het sublieme is nog steeds aanwezig. Ondertussen troost ik me met de gedachte dat mijn werk zelf ook als een vorm van ‘beoefening van aandacht’ kan worden beschouwd.
Is dat de reden waarom u ook in uw landschap aanwezig moet zijn om het te kunnen schilderen?
Mijn werk concentreert zich vrijwel uitsluitend op landschappen: een tiental afgelegen plekken, hoofdzakelijk aan de Engelse en Schotse westkust. Een van de criteria bij het zoeken naar deze locaties is de noodzaak om ook effectief te verblijven midden in dat landschap.
Ik wil er niet alleen beeldmateriaal verzamelen maar er ook op tocht gaan, de ruimte niet alleen bekijken maar tevens bewonen en verkennen. Gaandeweg werd het nog duidelijker dat ik ook zoveel mogelijk ter plekke moest schilderen.
Deze werkwijze resulteert in schilderijen waarin de fysieke betrokkenheid met het landschap een hoofdrol speelt. Het landschap is ‘een plek van ervaring’, het schilderij wordt het product van iemand die niet alleen van een afstand naar het landschap heeft gekeken, maar die het ook heeft verkend en doorkruist, met alle bijbehorende sensaties of ongemakken (de geur van de zee, een nieuwsgierige zeehond die zijn kop boven water steekt, regen, pijnlijke voeten...).
De schilderijen krijgen hierdoor een uitgesproken tactiliteit, wat zich nog meer dan in vorm en kleur laat voelen in de verfhuid. Verschillende texturen (gebladerte, gras, water, strand) vinden een vertaling in een gevarieerd verfgebruik (zenuwachtig, springerig, langzaam slepend, strak, gepolijst...). De vaak moeizame en weerbarstige olieverf toont juist daarin haar sensuele kant.
Het is telkens weer een gevecht om zo dicht mogelijk bij de natuurervaring te blijven, er dus volledig in op te gaan en toch het schilderij niet te laten verzanden in een vaardig en voorspelbaar realisme enerzijds, of een steriele en decoratieve abstractie anderzijds.
Dat is ook een van de redenen waarom ik zo graag aan de kust werk. Een kustlandschap laat zich gemakkelijker abstraheren en is meteen ook een hele fysieke plek.
Ik probeer ik telkens opnieuw de fysieke natuurbeleving los te koppelen van directe herkenbaarheid en vooral en ervaring van ruimte, licht, atmosfeer, beweging of textuur te schilderen. Daarom vertonen vele schilderijen een vorm van abstrahering.
Een herkenbaar, beeld dat al te gemakkelijk opduikt tijdens het schilderen, kan een obstakel worden.